Ik zit in een Terrarium, heb schuimrubberen stekels op mijn rug, Mijn hele lichaam is bedekt met een dikke laag ingedroogde witte klei. ‘Je kan je nauwelijks bewegen, en als je beweegt, is dat hoofdzakelijk ten dienste van het publiek en kom je in het grote niets en nergens, waar je van alle zelfreflektie of overdenking bestolen wordt.’ Door de voortdurende aanwezigheid van het publiek, trekt de totale uitputting zich terug tot het moment van aanwezig zijn. Ontrokken van vrouw en kind, die je in gedachte had toen je dit begon. Creativiteit zoals gepland, lijkt voorgoed te zijn gestorven. Je bevind je op een schrale woestijnbodem die snakt naar water. Het geloof dat hier iets kan groeien sterft volledig.
En dat was wellicht de reden om het vol te houden.